Een recente uitspraak van minister Albert Ramdin waarbij hij gezegd zou hebben dat Surinaamse diplomaten niet langer sierpaarden moeten zijn in het buitenland is zeer denigrerend voor ons land. Volgens Ramdin zullen diplomaten voortaan harder moeten trekken aan het binnenhalen van buitenlandse investeringen en het aanboren van exportmarkten voor Surinaamse producten.
In zijn onbekendheid met de geschiedenis van het ministerie van Buitenlandse Zaken realiseert Ramdin zich niet dat deze uitspraak zeer beledigend en kwetsend is voor onze diplomaten en ook een ontkenning inhoudt van de belangrijke bijdragen die onze diplomaten voor de Republiek Suriname hebben geleverd. Het is ook een belediging van onze presidenten alsof zij willens en wetens en te kwader trouw de Surinaamse diplomatie in diskrediet hebben gebracht door de benoeming van sierpaarden op onze buitenposten.
Ook naar het buitenland toe kan deze uitspraak als een belediging worden opgevat omdat onze buitenlandse vrienden en bondgenoten nu kunnen denken “Suriname heeft ons voor schut gezet door geen echte diplomaten naar ons te sturen, maar sierpaarden”. Een minister belast met de immer gevoelige buitenlandse betrekkingen van een land mag nooit zulke uitspraken doen.
Lang voor de onafhankelijkheid van Suriname – had de kolonie Suriname al in 1947 een Vertegenwoordiger gestuurd naar Nederland die voor de “Surinaamse belangen moest waken en opkomen”. Die Vertegenwoordiger – later Gevolmachtigde Minister- was Raymond Pos, procureur generaal in Suriname. Pos kan beschouwd worden als Suriname’s eerste “diplomaat” met een vaste residentie in Den Haag.
Markante diplomaten
- Raymond Henri Pos (1910): heeft de Surinaamse zaak in Nederland met verve verdedigd. Direct na zijn aankomst in Den Haag in november 1947 bracht hij de Surinaamse gevoelens over zijnde dat “Surinamers het gevoel hadden als stiefkind te worden behandeld in het Nederlandse rijksgezin”.
De door Nederland gedane na-oorlogse belofte om de 4 samenstellende delen van het Koninkrijk een gelijke status te geven had volgens Pos “diepe indruk gemaakt op het Surinaamse volk, dat met geduld de loop der gebeurtenissen afwachtte, doch men heeft generlei optreden van Nederland gezien in de vorm van duidelijk gedetailleerde plannen voor Suriname’s emancipatie”.
Pos heeft deelgenomen aan alle in die tijd gevoerde besprekingen inzake Suriname’s politieke en economische ontwikkeling (Ronde Tafel Conferenties, Tienjaren Plan en Welvaartsfonds) alsmede ook de nieuwe staatkundige verhouding tussen de delen van het Koninkrijk. Hij heeft Suriname in contact gebracht met Professor van Blommenstein en zodoende ook aan de wieg gestaan van de Afobakka dam.
Maar de belangrijkste verdienste van Pos is geweest het grote aandeel dat hij heeft gehad in de totstandkoming van het Statuut, waarin de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden regeling hebben gevonden. Volgens Mr.Jaggernath Lachmon zou. zonder Pos het Statuut niet tot stand zijn gekomen. Eind 1964 werd Pos door de regering Pengel voorgedragen om gouverneur van Suriname te worden, maar zover kwam het niet, want op 5 november 1964 overleed hij te Willemstad, Curaçao. Pos kreeg een staatsbegrafenis.
- Ambassadeur Willem Alfred Udenhout (1937): direct na de tefooncoup van december 1990 hebben enkele lidlanden van de OAS geprobeerd, Suriname politiek/diplomatiek en economisch te isoleren. Oud premier en oud minbuza, Wim Udenhout, toentertijd de permanente vertegenwoordiger van Suriname bij de OAS vroeg in een aangrijpende toespraak tot de permanente raad welk doel hiermee gediend zou zijn. Hij wees erop dat alle sectoren van de Surinaamse samenleving ervan overtuigd waren dat de constitutionele democratie de meest betrouwbare en solide basis is voor economische ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid en behoud van menselijke waardigheid. Udenhout benadrukte dat we naturally appreciate the concerns shown by this council for the democratic process in Suriname. But if the council could not be silent about the recent events in Suriname, by what reasoning and on what principles of hemispheric solidarity can it ignore the plea for support of the process it was so alarmed about.
Madame chairperson on behalf of my government and my delegation I call upon those that have prematurely judged the situation in Suriname to think again, to take a closer look at the country, at its people and give it – keeping with the lofty principles of our organization and the spirit of the age – the support it needs in its process to a stable democracy.
Dankzij deze belangrijke interventie van ambassadeur Udenhout zag de OAS af van de door enkele lidlanden voorgestelde isolatie van Suriname.
- Ambassadeur Arnold Theodoor Halfhide (1939): in 1997 gaf Suriname de wens te kennen twee vertegenwoordigingen in Washington DC te willen hebben i.e. één ambassadeur bij het Witte Huis en één permanente vertegenwoordiger bij de OAS.
Na intensieve besprekingen met het State Department, de CIA en de FBI kreeg ambassadeur Halfhide toestemming van de Amerikanen om onder strikte voorwaarden een separate vertegenwoordiging bij de OAS op te zetten. Eén van die voorwaarden was een strikte scheiding van de kanselarij van de ambassade en die van de permanente missie bij de OAS. Eén en ander bracht met zich mee dat Suriname voor veel geld een nieuwe kantoorruimte moest aanhuren.
- Ambassadeur Chas Nelson Mijnals (1947): eind februari 2000 opende Suriname een ambassade in Nieuw Delhi, India. Tot ambassadeur werd benoemd de 53 jarige jurist Chas Mijnals. De regeringswisseling die kort na de aanbieding van zijn geloofsbrieven in mei 2000 plaatsvond, had op de agenda staan, dat de Surinaamse ambassade in Nieuw Delhi gesloten moest worden in september 2000.
Ambassadeur Mijnals liet Paramaribo schriftelijk weten dat sluiting van de ambassade, slechts enkele weken na de opening, niet verstandig zou zijn en niet in het belang van Suriname. In zijn brief van 26 september 2000 gaf hij de substantiële economische, politieke en diplomatieke voordelen aan die Suriname met de ontwakenende supermacht India kan hebben.
Hij adviseerde Paramaribo om de post niet te sluiten en de regering nam het advies over. Dankzij het ferme standpunt van ambassadeur Mijnals bleef de Surinaamse ambassade in India open.
Naar mijn mening heeft minister Albert Ramdin noch het recht noch de statuur om de Surinaamse diplomaten, te bestempelen als sierpaarden alsof die geen waarde hebben gehad voor Suriname.
De mannen en vrouwen die Suriname buiten de grenzen eervol en trots hebben vertegenwoordigd, onder anderen: Wim van Eer, Henk Heidweiller, Robert Ferrier, Donald Mc Leod, Luciën Henar, Siegfried Werners, Percy Wijngaarde, Henri Guda, Roy Kensmil, Ewald Leeflang, Cyril Ramkisor, Otmar Pocorni, Ferdinand van Dijk, René Halfhuid, Hans Prade, Evert Azimullah (= Gonesh), Subhas Mungra, Kries Nandoe, Edgar Amanh, Kries Bajnath, Ewald Limon, Henry Mac Donald,, Robby Ramlakhan, Niermala Badrising, Ike Antonius, Irma Loembang Tobing, Glenn Alvares, Harvey Naarendorp, Errol Alibux, Marlon Hoessein, Neville Veira, Sahidi Razam,Urmilla Sewnandun, Manorma Soeknandan, Fidelia Garaand-Galon en Angelic del Castilho verdienen het absoluut niet om aangeduid te worden als sierpaarden, die niet hard hebben gewerkt in de buitenlandse dienst.
Ramdin gooit een basisprincipe van de diplomatie overboord i.e. respect te hebben voor je collega’s en voorgangers. Hij gaat ook voorbij aan de grote offers die vele van onze diplomaten hebben gebracht en de gevaren waaraan zij waren blootgesteld op hardship posts, en die maandenlang, soms tot 15 maanden, geen salaris ontvingen, geen huishuur en ziektekosten verzekering tijdig konden betalen. Toch bleven al deze dja dja Surinamers op hun post als rotsen in de branding. Zij hebben de Surinaamse belangen niet veronachtzaamd
Terwijl president Santokhi al meerdere malen heeft verklaard dat alle krachten moeten worden ingezet om hun bijdragen te leveren aan de verdere ontwikkeling van ons land, ondermijnt de attitude van één van zijn ministers niet alleen de wens van de president maar ook de spirit van onze deskundigen.
Ik eindig met een parafrasering van de Indiase schrijfster Arundhati Roy, die enige tijd geleden de klinkende uitspraak deed:
“Ik heb medelijden met een natie die haar grote zonen en dochters verzwijgt en niet waardeert”.
Rudie Alihusain